Waarom kiezen mensen voor een compacte woning? Hoe ervaren ze hun woonsituatie? Endeavour, Urban Connector en Fran Bambust zochten dit uit in het ‘Belevingsonderzoek compact wonen’ i.o.v. het Vlaams Planbureau voor Omgeving. Met het onderzoek bieden we inzichten in hoe woonkeuzes te beïnvloeden en hoe gedragsinzichten kunnen worden gebruikt bij de uitrol van de strategische visie bij het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen.

 

Soccerdad

Sinds vorige zomer ben ik een ‘soccerdad’. Zoonlief heeft ons zover weten te krijgen om hem in te schrijven bij een voetbalclub. Toch werd ik in ‘no time’ de meest fervente supporter van zijn ploeg. Ik keek uit naar de wedstrijden op zaterdag en, nu de competitie stil ligt, mis ik ze sterk. Maar om eerlijk te zijn, keek ik er ook naar uit om het fascinerende Vlaamse landschap en de cultuur van het amateurjeugdvoetbal te observeren.

Ik maakte weliswaar meer gebruik van de auto, maar ik kwam in dorpen, parochies en gehuchten waar ik nooit eerder van gehoord had. Ik reed langs grijze steenwegen met kleine huizen, kronkelende straten met fermettes, villa’s, kubussen, rijen garagepoorten, torentjes, nette hagen, een paard dat in de wei staat te sjieken op wat gras, pittoreske dorpskernen… En plots is daar een voetbalveld met een rechthoekige kantine en, ofwel een perfect geasfalteerde parking ofwel een parking dat leek op het maanoppervlak. En die parking stond altijd vol. Op zaterdag om 9u! En in een omtrek van 10 km waren er dan wellicht nog drie van dergelijke hotspots waar het even druk was.

Vaak is dat voor vele gezinnen nog maar de eerste activiteit van een propvolle dag. Daarna volgt nog notenleer, ponykamp, activiteiten in de bib, boodschappen doen, een verjaardagsfeestje, …

 

Minder ruimtebeslag

Wanneer ik in de toekomst voor mijn kleinzoon of -dochter sta te supporteren, zal dit alles echter duurzaam en ruimte-efficiënt georganiseerd zijn. Dat is wat het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) alvast vooropstelt. We willen in 2040 immers niet meer (verharde) ruimte verbruiken dan vandaag, ook al zijn er in Vlaanderen dan naar schatting 400.000 huishoudens meer. We gaan dus gemiddeld minder (verharde) ruimte hebben om te ondernemen, voor onze vrije tijd, om ons te verplaatsen en natuurlijk ook om te wonen. ‘Minder ruimtebeslag’ heet dat.

 

Wonen bekeken door de bril van gedragsverandering

Planners, stedenbouwkundigen en architecten benadrukken al geruime tijd het belang van ruimte-efficiëntie. Het antwoord daarop in het publieke debat is deels positief, deels negatief met standpunten die lijken ingegeven door de vrees voor verlies van waarde, vrijheid en eigenheid.

Toch zijn er vandaag al heel wat mensen die in een appartement of rijhuis wonen en (heel) tevreden zijn met die keuze. Wat kunnen we van hun keuze en hun woonervaring leren om het publieke debat te voeden en om andere mensen te helpen bij hun woonkeuze?

Endeavour, Fran Bambust en Urban Connector deden daarover een jaar lang onderzoek. Er bestaat al veel literatuur over woonkeuzes en verblijfmotieven van Vlamingen, maar gedragsinzichten komen daar niet in aan bod. Fran Bambust en ik herinterpreteerden daarom bestaand onderzoek aan de hand van het 7E-model voor gedragsverandering en vulden dit aan met bijkomende inzichten uit de gedragswetenschap. Endeavour onderzocht de beleving van compact wonen. Ze deden dat in de vorm van workshops in verschillende omgevingen (zoals de stad, een kleine stad en een kleine gemeente) en met mensen die behoren tot verschillende demografische segmenten.

 

Waarden bepalen woonkeuze

Het gebruik van het 7E-model voor dit onderzoek, maakte meteen duidelijk dat onze woonkeuze complex is. Maar vier elementen wegen toch meer door dan andere.

Allereerst moeten we in staat zijn om de keuze te maken voor een compacte woning. M.a.w.: er moet voldoende aanbod zijn en die moet betaalbaar zijn. Er is vandaag in Vlaanderen een hoog aanbod aan (half)open bebouwingen. Ondertussen verrijzen er weliswaar meer en meer appartementen in steden en zelfs kleine gemeenten. Maar de (gegeerde) rijwoning wordt een schaarse (en dus duurdere) optie.

Daarnaast komen de woning en woonomgeving liefst tegemoet aan onze intrinsieke motivatie. Dat gaat enerzijds over de praktische eigenschappen van die woning (bv. grootte, stallingsruimte, parkeren aan of in de buurt van de woning, …) en de woonomgeving (nabijheid van voorzieningen, groen in de buurt, …). Anderzijds gaat dit ook over waarden zoals ‘veiligheid’, ‘traditie’, ‘verdienste’ of ‘stimulans’. Die waarden zijn universeel. Gedragsbeïnvloeding is echter wel lastig omdat ieder van ons die waarden op een andere manier invult.

Maar ook onze sociale omgeving beïnvloedt onze woonkeuze. Vaak zo sterk, dat we ons de waarden van familie of peers gaan eigen maken. Omdat je je identificeert met een bepaalde groep, kies je bv. om in de grootstad te wonen of net in een buitenwijk.

Het vierde element dat we als cruciaal aanhaalden, is ‘beleving’. De beleving van compact wonen is een indicator of iemand dat in de toekomst opnieuw wil doen. Wie een positieve ervaring heeft, is meer geneigd dat opnieuw te doen.

 

Drie handvatten voor gedragsverandering naar compact wonen

Op basis van ons onderzoek, geven we de Vlaamse overheid, lokale besturen en ‘ruimteprofessionals’ drie handvatten om gedragsinzichten in te zetten bij compact wonen.

De eerste is dat het mogelijk is om iemands woonkeuze te beïnvloeden door het gebruik van verhalen en framing. Je kan namelijk (via ‘frame bridging’) de eigenschappen van compact wonen linken met de waarden van je toehoorder.

Maar uit ons onderzoek besluiten we dat het te vroeg is om dat nu te doen. Framing moet immers authentiek zijn. Mensen moet kunnen ervaren (beleven) wat je in je framing vertelt. Vandaag is er in Vlaanderen onvoldoende aanbod aan (kwalitatief) compact wonen om succesvol framing te gebruiken als instrument.

Willen we dat in 2040 het merendeel van de Vlamingen compact woont, dan zullen we wellicht die gedragsverandering dus niet realiseren als we bewoners proberen te verleiden met enkel verhalen of sensibilisering. Gedragsverandering kan ook aanbodgestuurd zijn doordat compact wonen de norm wordt. De ruimtelijke switch die het BRV beoogt, kan daarvoor zorgen. Maar dat is voor Vlaanderen niet alleen een grote ruimtelijke omslag, het is ook een maatschappelijke omwenteling. Zo een omwenteling gaat traag, ook omdat nog niet iedereen in onze samenleving de noodzaak ervan inziet of te grote angst heeft voor verlies.

Het tweede handvat dat we bieden, is daarom dat de uitrol van het BRV best gepaard gaat met een motivatieplan dat is gestoeld op gedragsinzichten. Je kan dat vergelijken met gedragspsychologen die pleiten voor het gebruik van gedragsinzichten bij het exitplan uit de Corona-lockdown.

Het derde handvat is dat het aanbod aan compact wonen ook steeds kwalitatief moet zijn. Daarmee bedoelen we dat het tegemoet komt aan de intrinsieke motivatie van bewoners. Hoe dat er kan uitzien, beschrijven we in ons eindrapport aan de hand van drie (proto)type wijken:

  • de bereikbare en voorzienende buurt: voorzieningen zijn dichtbij en we kunnen ze op een veilige en aangename manier te voet of met de fiets bereiken.
  • de duurzame en verbonden buurt: onze woningen zijn compact en daarmee energie-efficiënt en duurzamer. We leven daardoor ook economischer door minder te verbruiken en bv. meer te delen met onze buren. Met onze buren hebben we ook een betere band omdat we gebruik maken van meer kwalitatieve publieke ruimte in de wijk.
  • de zorgzame en veilige buurt: de verbondenheid in de wijk zorgt voor meer sociale controle en dat biedt voor kinderen en ouderen meer (een gevoel) van veiligheid. Mensen zorgen er meer voor elkaar en professionele zorg is efficiënter te organiseren.

 

‘Heb ik je al eens verteld …?’

Wanneer ik in 2050 met mijn kleinkind naar de voetbalwedstrijd ga, zal hopelijk mijn verplaatsingsgedrag duurzaam zijn. Misschien gaan we met een lightrail naar het centrum van een naburige gemeente en is het maar kort wandelen of fietsen naar de kantine die is gebouwd volgens de laatste circulaire inzichten. Of misschien gaan we met een van onze ‘buurtauto’s’. Wanneer we dan langs kronkelende straten, kleine bossen en groene velden rijden, vraag ik: ‘Heb ik je al verteld dat, toen je papa voetbal speelde, het hier allemaal volgebouwd stond?’. ‘Nee, opa, niet opnieuw!’

 

Meer info? Download de studie via de website van het Departement Ruimte.

Wil je aan de slag met gedragsinzichten?

Andere artikels

Pin It on Pinterest

Share This