Turijn: industrieel erfgoed en innovatie

Turijn: industrieel erfgoed en innovatie

“Wanneer je nog eens in Turijn bent, gaan we samen naar een wedstrijd van Juventus”. Na een blik op zowel de weersverwachtingen als de voetbalkalender, antwoordde ik: “Allora, wat denk je van april?”

 

Passie voor de Oude Dame

Marco was mijn contactpersoon bij de Stad Turijn voor een artikel dat ik aan het schrijven was over het Continassa-project, een projectontwikkeling van de voetbalclub Juventus. Toen we van elkaar ontdekten dat we niet alleen een passie voor de stad deelden, maar ook voor de Oude Dame van het Italiaanse voetbal, was onze verbroedering helemaal een feit. Op zijn uitnodiging ingaan, was dan ook een ‘no brainer’: ik zou niet alleen enkele van mijn voetbalhelden in levende lijve te zien krijgen, maar zou dankzij Marco ook enkele architecturale en stedenbouwkundige pareltjes leren kennen. In dit artikel deel ik graag met jou enkele plekken, oud en nieuw, die Turijn bijzonder maken.

 

Parco Dora: stedelijkheid in een beeld

Als ik mijn kijk op stadsontwikkeling zou moeten toelichten aan de hand van een enkel beeld, dan zou ik dit beeld van Parco Dora tonen. Parco Dora roept bij mij associaties op als: ‘groen in de stad’, ‘ontmoeting in de buurt’, ‘stilte in de drukke stad’, ‘industrieel erfgoed’, ‘esthetiek’ en ‘de rauwe, maar maakbare stad’. Deze ontwikkeling die onder meer de International Architecture Award heeft gewonnen, is een landschapspark op de plek waar tot in de jaren 1980 een staalfabriek actief was. Het is de ontmoetings- en ontspanningsruimte voor de bewoners van enkele woonblokken rondom het park.

 

 

La Spina: de ruggengraat van Turijn

Turijn is ook wel gekend als de stad van FIAT. Aan de rand van het centrum waren er verschillende fabrieken actief in de auto-industrie. De belevering van die fabrieken gebeurde onder meer via een spoorweg die van noord naar zuid door Turijn liep, maar daarmee ook de stad in twee splitste. Vanaf 1995 is begonnen aan La Spina (Italiaans voor ‘ruggengraat’), een ruimtelijk ontwikkelingsproject dat het aangezicht van Turijn heeft getransformeerd. De spoorweg is ondertussen ondergronds. Bovengronds is een nieuwe multimodale vervoersas met ruimte voor auto’s, de tram, fiets- en voetpaden en parkjes waar de Torinese elkaar ontmoeten. Waar vroeger immense fabrieken stonden, verrezen de voorbije twintig jaar nieuwe woonprojecten en groenruimtes zoals Parco Dora.

 

Urban Treehouse Turin by Luciano Pia

Een boomhut in de stad

Niet ver van Parco Dora is er een ander architecturaal pareltje: de Urban Treehouse, ontworpen door Luciano Pia. Het is een grillig ontworpen woonblok dat 63 appartementen en 150 bomen telt. Elk appartement heeft een terras. Het gebouw heeft ook een groendak. Volgens de architect zou de woning elk uur 150.000 liter zuurstof produceren en elke nacht 200.000 liter kooldioxide opnemen.

 

Lingotto: rondjes rijden op het dak

De Lingotto is nog zo een voorbeeld van de herbestemming van een oude fabriek. Het gebouw stamt uit 1923 en deed tot 1984 dienst als FIAT-fabriek. De wagens werden op vijf verdiepingen geassembleerd en kregen daarna een proefritje op het circuit op het dak. Eind jaren ‘80 kreeg het gracieuze gebouw dat zelfs Le Corbussier met verstomming sloeg, een nieuwe bestemming. Het huisvest sindsdien winkels, bioscopen, restaurants en een vestiging van de polytechnische hogeschool van Turijn.

 

La Mole Antonelliana: Turijns landmark

TurijnLa Mole Antonelliana is met zijn hoogte van 167 meter de landmark van Turijn en vernoemd naar de architect ervan, Alessandro Antonelli. De bouw begon in 1863. Oorspronkelijk was het bedoeld als een synagoge, maar de plannen van Antonelli liepen te duur uit voor de Joodse gemeenschap. Het gebouw werd later toch nog gerealiseerd ter ere van koning Victor Emanuel II. Vandaag is er het Italiaanse Nationale Museum van de Cinema ondergebracht. En dat is een ab-so-lu-te aanrader. Je kan er meespelen in de Matrix, verdwalen in decors van verschillende cinema-genres zoals Cartoons of Westerns en je vergapen aan filmmemorabilia zoals een schoen van Marilyn Monroe, het script van The Godfather II en kostuums uit Lord of the Rings.

 

De warmste hoek van het Juventus Stadium

Het Juventus Stadium (ik vertik het van het ‘Allianz Stadium’ te noemen) opende in september 2011. Met zijn compactheid en energetische duurzaamheid (elektriciteit wordt opgewekt via zonnepanelen, verwarming gebeurt via district heating en regenwater wordt gerecupereerd) staat het in schril contrast met de andere, voornamelijk aftandse stadions in de Laars. Zijn vormgeving maakt dat Turijn een tweede landmark heeft.

Het was uiteindelijk eind september toen we live een wedstrijd konden meepikken. Juventus 2 – Sevilla 0. Marco had enkele tickets weten te bemachtigen in de Curva Sud: “de warmste hoek van het stadion”, zoals de gids van het stadion het die ochtend beschreef. Alleszins de meest sfeervolle, met Ultra’s die onze ploeg aanvuurden en de tegenstanders intimideerden. Al was dat niet meer nodig nadat Thunderstruck van AC/DC door het stadion galmde van zodra Buffon, Chiellini, Pogba, Dybala en co. zich onder luid applaus van de thuissupporters opwarmden. Alle bijzondere eigenschappen van het stadion ten spijt, ging het voor mij vanaf dat moment enkel over het meest wezenlijke aspect van een gebouw, stad of het leven zelf: beleving. En ik kan je vertellen: met 40.000 anderen ‘Juve, storia di un’ grande amore’ zingen, is een echt kippenvelmoment!

Maken we samen de stad?

Andere artikels

Wenen: stadsontwikkeling op mensenmaat

Wenen: stadsontwikkeling op mensenmaat

Het is een beetje raar om impressies neer te schrijven van een reis die ik niet heb gemaakt. Eind april zou ik de studenten stedenbouw van de Universiteit Antwerpen begeleiden op hun reis naar Wenen. Omwille van de Corona-crisis kon die uiteraard niet doorgaan. De research die ik heb gedaan, was ook een beetje reizen natuurlijk. En dat deel ik hier graag met andere ‘stad-aficionado’s’.

 

Waar stadsontwikkeling op maat is van bewoners

De vraag van professor Maarten Van Acker om de studiereis naar Wenen te begeleiden, was nogal onverwacht. Ik had nooit gedacht voor zoiets gevraagd te worden, maar het leek me meteen wel een boeiende en leerrijke uitdaging. Ik heb zelf geen ruimtelijke opleiding en vond het daarom wel interessant om met stedenbouwkundigen op pad te trekken en om met hun bril naar stadsontwikkeling te kijken.

Maar tegelijk was dit een opportuniteit om, omgekeerd, stedenbouwkundigen (in spé) mijn invalshoek op de stad mee te geven. Als ‘Urban Connector’ wil ik stadsontwikkeling verrijken met inzichten in het gedrag, de dromen en noden van stadsbewoners. En daar wou ik mijn publiek over laten reflecteren. Geen betere setting daarvoor dan Wenen. De stad heeft grootse projecten, maar ze zijn ook mensenmaat. Geen wonder dat Wenen altijd hoog genoteerd staat in lijsten van de meest leefbare steden in de wereld.

 

Alt Erlaa: ook hoogbouw kan aan onze woonwensen tegemoet komen

Alt Erlaa is meteen al een voorbeeld van hoe gewaagde, grootschalige architectuur ook op mensenmaat kan. De ontwikkeling lijkt iets buitenaards te zijn. De schaal van deze woonontwikkeling is de antithese van het Vlaamse huisje-tuintje-boompje-archetype. Maar Alt Erlaa is zonder meer ontwikkeld op mensenmaat. Ondanks dat er 26 bouwlagen zijn, hebben alle bewoners zicht op groen en zorgen de vergroende balkons voor privacy. Daarnaast heeft Alt Erlaa ook collectieve ruimtes die de perfecte setting lijken te zijn voor het stimuleren van de sociale samenhang in de woontorens. De bewoners organiseren er kinderfeesten, een wekelijks eetbuffet, een pingpongtornooi, tentoonstellingen, muziekfestivals, en zo veel meer. Geïntrigeerd? Lees dan zeker dit artikel op de website van Architectuurwijzer.

 

Ontwikkeling langs mobiliteitsknooppunten

Behalve de grijze mastodont Alt Erlaa, zouden we ook de ‘gele huisjes’ van het Fallow Land-project aan doen. Leuk om wat kleur in de stad te hebben. Maar interessant aan dit project, zoals nog andere in Wenen, is dat het is ontstaan aan een mobiliteitsknooppunt voor openbaar vervoer. Vlaamse ontwerpers dromen ervan om dit ook hier bij ons te doen. Als je ons bebouwde landschap bekijkt, lijkt dat echt science fiction. Maar in Wenen doen ze dat gewoon.

 

Fietsen langs de Donau

De grote en kleine mobiliteitsknooppunten in Wenen, zorgen ervoor dat je je vlot kan verplaatsen met het openbaar vervoer (trein, metro en bussen). Maar ook fietsen is er een aangename mobiliteitsbeleving. Wenen heeft 1.400km (duizendvierhonderd!!! km) aan fietspaden. Je kan er onder andere langs de oever van de Donau fietsen tot in Duitsland en Hongarije of langs de ring rond het historische centrum.

 

Ruime bewonersparticipatie

Met studenten stedenbouw op pad zijn, betekent van het ene stadsontwikkelingsproject naar het andere hoppen. Hoewel boeiend, vreesde ik voor mezelf een ‘overkill’. Daarom was ik blij een gids te hebben gevonden die de Nordbahnontwikkeling wilde toelichten vanuit het perspectief van de ruime bewonersparticipatie die er is aan vooraf gegaan. Nordbahnhof is een reconversie van een treinstation dat sinds 1990 niet meer in gebruik is. Tegen 2025 moet het ongeveer 20.000 bewoners in 10.000 appartementen huisvesten. Het gebied heeft ook werkruimtes en veel groene open ruimte. Het ontwerp ging gepaard met een ruim participatietraject van twee jaar. Een mooi voorbeeld van hoe topdown en bottom-up stadsontwikkeling samenkomen.

 

 

Maken we samen de stad?

Andere artikels

De expert is dood, leve de neo-expert!

De expert is dood, leve de neo-expert!

Er is vandaag een probleem met hoe moderne organisaties en overheidsdiensten omgaan met, tja, problemen. Telkens wanneer er zich een lastig vraagstuk voordoet, zoeken ze een expert die, gezien zijn of haar lange lijst aan diploma’s en ervaring, dat wel zal oplossen. Alleen blijkt dat keer op keer een te simplistische aanpak te zijn van de complexe maatschappelijke opgaven waar we vandaag voor staan. Voor complexe problemen bestaan immers geen definitieve oplossingen. Dat is waarom ik als neo-expert samen met jou een strategie en proces opzet om jouw organisatie door complexe vraagstukken heen te loodsen.

 

Weggestoken achter stapels dossiers

Toen ik als jonge gast bij de overheid begon te werken, werd me een ontzag voor experten ingelepeld. Telkens wanneer ik met een nieuwe vraag kwam, bleek er wel iemand te zijn die me over dat onderwerp heel wat kennis kon inprenten. Deze experten waren voor mij de fontein der kennis; ik was de kennisspons. De crème de la crème waren degenen die een specifieke expertise hadden, een specialisatie die niemand anders had. Merkwaardig genoeg zaten die ‘superexperten’ steeds in een slecht verlicht kantoortje achter stapels dossiers. (‘Radicaal digitaal’, landschapsbureaus en ‘clean desk’ moeten voor hen verschrikkelijk zijn).

Ik was best wel nerveus wanneer ik bij zo een superexpert mijn vragen kwam stellen. Ik was bang om dom over te komen. Maar dat bleek best wel mee te vallen. Voor mij alvast. Want vaak liet ik de expert verward of nerveus achter. Ik stelde immers vragen waarbij hij of zij de sinds jaren vergaarde kennis moest toepassen op een heel andere, nieuwe context. Dat bleek horror te zijn. Die vergaarde kennis was daar niet voor bedoeld, er was geen precedent, ik vroeg een iets te vrije interpretatie naar de geest van de wet, …

 

‘Complex’ is andere koek dan ‘ingewikkeld’

Na vijftien jaar overheidsdienst en twee jaar als zelfstandig adviseur, is het me wel duidelijk dat je niet kan verwachten dat er voor elk probleem wel iemand is die het definitieve antwoord heeft. Dat is niet fair ten opzichte van die persoon. Maar het gaat vooral uit van een simplistische en gemakzuchtige kijk op de wereld. In hun paper ‘The Death of the Expert?’ vergelijken de onderzoekers Richardson & Tait dit met het universum zien als een goed geoliede, ingewikkelde machine. Die zienswijze gaat ervan uit dat we, door de dingen te begrijpen, we kunnen voorspellen hoe ze zullen evolueren. En dat geeft ons een gevoel van controle.

De wereld is echter niet ingewikkeld, hij is complex. Het verschil zit in de interactie met het probleem. Een ingewikkeld probleem heeft één of meerdere oorzaken die duidelijk te onderscheiden zijn. Je kan die oorzaken een voor een aanpakken. Bij elke input die je doet (bv. elke test), is de output proportioneel. Dat laat je ook toe om voor dat probleem een structuur uit te tekenen of een handleiding op te maken (zoals bv. voor elektronische apparatuur).

Complexe problemen daarentegen, ontstaan door verscheidene oorzaken die niet alleen inwerken op de input, maar ook met elkaar interageren. Die problemen moet je als een geheel aanpakken, als een systeem dus. Opdelen in stukjes gaat niet. Dat is net zoals onze samenleving waarbij een beslissing of ingreep niet alleen feedback stimuleert ten aanzien van de initiatiefnemer, maar waarbij alle stakeholders impact voelen en op elkaar inspelen. En in die zin is het probleem ook nooit (helemaal) opgelost. Want elke actie die je onderneemt, verandert de verhoudingen tussen de belanghebbenden.

Is de expert dan ten dode opgeschreven? Uiteraard niet. Gespecialiseerde kennis is nog steeds nodig om problemen te tackelen. Alleen moeten we afstappen van het blinde geloof in draaiboeken en moeten we stoppen met lineaire processen uit te tekenen die telkens ‘wishful thinking’ blijken te zijn. Hier hebben we nood aan neo-expertise. Een neo-expert is geen inhoudelijke expert. Hij of zij is een expert in het uitstippelen (en soms improviseren) van een proces op maat van een nieuw probleem en/of het verbinden van kennis en inzichten uit verschillende domeinen.

 

Neo-expert op het raakvlak van ruimte en samenleven

Wellicht zagen verschillende collega’s-specialisten bij de overheid me liever gaan dan komen. Maar ik heb in overheidsdienst enkele van mijn beste projecten gerealiseerd door precies dat samenwerken met experten. Ik was soms wel jaloers op hun kennis en de erkenning die ze kregen. Maar toen ik Urban Connector opstartte, deed ik dat vanuit het besef dat ik wel degelijk waarde toevoeg. Ik bracht experten bij elkaar, creëerde een nieuwe context waarin ze konden uitblinken en zorgde ervoor dat ze dat in alle rust konden doen.

En dat is wat ik vandaag als ‘neo-expert op het raakvlak van ruimte en samenleven’ nog altijd doe. Ik verbind de kennis, inzichten en experten binnen en buiten je organisatie en inspireer hen met nieuwe zienswijzen. In dat proces worden ruimtelijke experten bewust van hoe hun ingrepen meer impact en draagvlak kunnen hebben door rekening te houden met de noden, wensen en het gedrag van mensen. Professionals op vlak van samenleving breng ik bij hoe ruimtelijke ingrepen of systemen emanciperend kunnen werken. De puzzel die we samen leggen, is een strategie en proces die steunen op inhoud, een sterk verhaal en draagvlak bij stakeholders en burgers.

Dus, zit je met een complex (maatschappelijk) probleem? Bedenk dan dat je ‘to-go-guy’ niet per sé degene is met een muur vol diploma’s, maar eerder iemand die je helpt jouw expertise, die van je collega’s en stakeholders samen te brengen in een langetermijnaanpak.

Maken we samen de stad?

Andere artikels

Waarom we bij stadsontwikkeling meer moeten experimenteren

Waarom we bij stadsontwikkeling meer moeten experimenteren

Stadsontwikkeling beïnvloedt het dagdagelijks leven van stadsbewoners en passanten. De herinrichting van een buurt bevordert of verhindert sociaal contact, het bepaalt mee voor welk vervoersmiddel we kiezen en maakt dat we ons veilig voelen of net niet. Maar hoe weten we op voorhand of het ruimtelijk ontwerp het gedrag van mensen op de gewenste manier stuurt?

 

Ruimtelijk ontwerp beïnvloedt ons gedrag en daarmee onze levens

“There is no doubt whatsoever about the influence of architecture and structure upon human character and action. We make our buildings and afterwards they make us. They regulate the course of our lives.” Deze quote van de Britse staatsman Winston Churchill voor de ‘English Architectural Association’ gaat evenzeer op voor ruimtelijk ontwerp.

Ontwerpers verstaan de kunst om met enkele schetsen buurten te herscheppen, barrières op te heffen, ruimte te creëren voor ontmoeting en zo veel meer. Daarmee beïnvloeden ze mensen in hun gedrag. Die keuzes bevorderen of verhinderen ontmoeting in de publieke ruimte, het gebruik van de fiets, de zelfstandigheid van kinderen en senioren, … Ruimtelijk ontwerp gaat inherent over samenleven en de inrichting van onze maatschappij. Het raakt immers verschillende aspecten van de stad en onze levens: samenleven (in de wijk), mobiliteit, ontmoetingsruimte in de buurt, kinderen opvoeden tot burgers, zorgen voor onze senioren, economische noden, ecologische doelstellingen, …

 

Ontwerp vraagt een ‘user centered’ benadering

Dat alles met elkaar verzoenen is geen sinecure. Toch is dat een opgave die nog vaak van de ontwerper wordt gevraagd. Dat heeft veel te maken met de toenemende professionalisering van stadsontwerp in de loop van de 20e eeuw. Stadsplanning kende daardoor een meer technocratische aanpak die ontwerpers centraal in het beslissingsproces bracht. En daarmee hun grote invloed op het gedrag van mensen.

Maar als ruimtelijk ontwerp ‘au fond’ over het wel en wee van mensen gaat, is het vreemd dat het vertrekpunt daarvan het ontwerp is en niet de mens. Ontwerp vraagt een ‘user centered’ benadering. En daarvoor is kennis van noden, wensen en gedrag van de gebruiker nodig. M.a.w.: om het gedrag van mensen te beïnvloeden door ontwerp, moeten mensen eerst het ontwerp beïnvloeden.

Om het gedrag van mensen te beïnvloeden door ontwerp, moeten mensen eerst het ontwerp beïnvloeden.

 

Expertise van bewoners en gebruikers

Gelukkig maakt participatie ondertussen standaard onderdeel van vele ruimtelijke projecten. Het is voor ontwerpers en architecten een beproefde manier om de kennis van bewoners en gebruikers te benutten en hun noden en wensen te leren kennen.

Een cocreatie- of participatietraject geeft de ontwerper extra inzicht in hoe hij of zij een plek moet inrichten. Met die kennis kan de ontwerper het gedrag van stadsbewoners en -bezoekers sturen en hen een betere beleving bieden. Cocreatie leert de ontwerper wat mensen motiveert om een bepaald gedrag te vertonen. Het ontwerp maakt het mogelijk.

 

We doen lang niet altijd wat we zeggen dat we zullen doen

Jammer genoeg is het menselijk gedrag te onvoorspelbaar om enkel af te gaan op input en feedback van respondenten van een participatietraject. In werkelijkheid benutten ze een plek toch anders dan ze hadden aangegeven of nemen ze voor een korte afstand toch de wagen in plaats van te kiezen voor wandelen of fietsen. Er zijn valkuilen genoeg: de input van de respondenten geldt misschien alleen voor henzelf of hun peers en niet voor stakeholders die niet hebben deelgenomen aan het traject; respondenten geven sociaal wenselijke antwoorden of worden onbewust beïnvloed door vrienden, kennissen en familie; ingesleten gedrag lijkt toch hardnekkiger dan gedacht, …

Dat is ook niet verwonderlijk. Gedragsexpert B.J. Fogg stelt dat motivatie om iets te doen en daartoe in staat zijn (bv. doordat de inrichting van de publieke ruimte dat makkelijk maakt) niet voldoende is voor gedragsverandering. Mensen hebben een trigger nodig. Fogg identificeert drie soorten triggers: een motiverende boodschap (spark), een boodschap die belooft dat het gedrag makkelijk uit te voeren is (facilitator) en reminders (signals). Ook Fran Bambust, bedenker van het 7E-model voor gedragsverandering, hecht groot belang aan motiveren en ondersteunen. De belangrijkste hefboom tot een duurzame gedragsverandering, is echter het beleven van het gewenste gedrag.

 

Observeren, prototypen en testen

Naast overleg binnen een cocreatietraject is er daarom ook nood aan het observeren en in kaart brengen van het daadwerkelijke gedrag van mensen. De niet-lineaire en experimentele werkwijze van Design Thinking is daarvoor uiterst geschikt. Een Design Thinkingproces bestaat uit ‘need finding’ (het probleem definiëren door observatie) voor het doel bepaald wordt, ideation (ideeën bedenken via brainstorming, bv. tijdens het cocreatietraject) en prototyping en testen van ideeën.

Door observatie neem je als ontwerper waar of je de juiste ‘triggers’ hebt voorzien en gebruikers van een plek het gewenste gedrag vertonen. Is dat niet het geval, dan laat Design Thinking toe om nieuwe prototypes of ideeën te bedenken of waar nodig na te gaan of de vooropgestelde doelstelling van het ontwerp wel de juiste is.

Ook de overheid heeft haar rol

Design Thinking biedt vele mogelijkheden om inzicht te krijgen in het gedrag van mensen en het te beïnvloeden. Maar we mogen niet alle verantwoordelijkheid bij de ontwerper leggen. Ruimtelijk ontwerp is maar een van de middelen om een stad of buurt kwaliteitsvoller te maken. De overheid, vaak de opdrachtgever van de ontwerper, heeft zelf een grote rol. Haar flankerende maatregelen beïnvloeden evenzeer het gedrag van mensen, zowel in het projectgebied als ver er buiten. Dat kan gaan over het op tijd ophalen van vuilnis, fysieke barrières of mobiliteitsobstakels die kinderen beletten om een goed ontworpen speelplein te bereiken, de veiligheid in de buurt, het aanbod aan vervoersmodi, een buurtwerking, …

Ik pleit daarom ook om bij het maken van beleid, Design Thinking en gedragsinzichten toe te passen. Een goed beleid stelt de mens voorop.

Dit artikel is een samenvatting van mijn paper ‘Design Thinking als instrument voor betere beleidskeuzes en gedragsverandering in de publieke ruimte’ dat ik schreef als input voor de Plandag 2018: Gedrag()en Ruimte.

 

Wil je aan de slag met gedragsinzichten?

Andere artikels

En wat is jouw ‘waai’?

En wat is jouw ‘waai’?

In een kennismakingsgesprek kreeg ik van een andere ondernemer deze vraag voorgeschoteld. ‘Duurzaamheid’, antwoordde ik heel casual. Hij knikte begrijpend en we schakelden over op een ander onderwerp. Achteraf bedacht ik me dat dat wel het meest lullige antwoord was dat ik kon geven. Het was alsof ik koos voor nummer 48 van bij de afhaalchinees. Waar was de passie? De overtuiging?

Het was niet zo dat mijn gesprekspartner me niet had begrepen of meer uitleg behoefde. Ik vond het zélf maar een flauw antwoord. Mijn ‘waai’ is immers de reden waarom ik onderneem, de reden waarom ik op mijn veertigste mijn loopbaan drastisch heb bijgestuurd. Mijn ‘waai’ vertelt de samenleving waarin ik wil leven. En jij, als mogelijke klant of ondernemer waarmee ik samenwerk, hebt het recht dat te weten. So here it goes.

 

Alles terug op scherp

Ik heb altijd geloofd in de maakbaarheid van de mens, de kracht en creativiteit die we hebben om het voor onszelf en onze naasten beter te maken. Een boodschap, in zekere zin ook een opgave, die ik van mijn vader (arbeider op zijn twaalfde, migrant op zijn twintigste) heb meegekregen. 9 jaar terug werd alles terug scherper. Ik stond toen op het punt zelf papa te worden. Bijdragen aan een betere wereld was voor mij nog nooit zo betekenisvol geweest. In welke wereld zou mijn zoon opgroeien? In welke wereld wilde ik dat hij zou opgroeien? In welke wereld wordt hij misschien ooit vader?

 

Dit is waarom

Ik wens dat hij in een wereld opgroeit waarin hij zijn kracht en creativiteit kan ontplooien en tonen. Een wereld waarin ieder kind de beste kansen krijgt. Een omgeving waar het veilig en gezond is om op te groeien. Een omgeving waar hij gezonde lucht kan inademen, veilig tot bij zijn oma kan wandelen, tot bij zijn vriendjes kan fietsen of met buurjongens op straat kan spelen.

Ik geloof dat de stad die omgeving kan zijn. De stad kent heel veel opgaven, maar is vooral een plek waar zoveel oplossingen gevonden worden, kansen bestaan en mensen elkaar kunnen versterken. Het is het laboratorium voor de maakbaarheid van de samenleving.

 

Wellicht liep ik naast jou

Ik schrijf deze gedachten wanneer ik net terug ben van de klimaatbetoging in Brussel. Ik denk dat het de eerste betoging is waaraan ik ooit heb deelgenomen. Maar belangrijker: ik ben er naartoe gegaan met mijn zoon en omwille van mijn zoon. Het was een moment waarop ik hem kon vertellen wat ik voor hem wens. Het was ook een gebeurtenis waarop hij kon leren hoe je als burger jouw kracht en creativiteit kan benutten om jouw toekomst en die van anderen beter te maken.

Misschien liepen we in die betoging naast jou. Je bent misschien een van die tienduizenden ouders of grootouders die hetzelfde wensen voor hun (klein)kind. Daarom nodig ik jou uit om mee te bouwen aan die duurzame wereld en creatieve stad. Laten we dat samen doen, elk vanuit onze kracht en onze creativiteit.

Maken we samen de stad?

Andere artikels

Overheden hebben baat bij minder gravers en meer verbinders

Overheden hebben baat bij minder gravers en meer verbinders

Overheden en bedrijven voeren steeds vaker complexe projecten uit waarbij ze diverse interne en externe stakeholders willen betrekken. In mijn adviesopdrachten merk ik dat in de ‘denkfase’ van een nieuw project daarom een aantal teams vanuit verschillende disciplines meedenken aan een plan van aanpak. Maar in de ‘doe-fase’ plooit ieder team zich terug op zijn kerntaken en dreigt het ganse project terug te vallen op de dienst die de ‘lead’ heeft. Met het inzetten van minder ‘gravers’ en met meer verbinders, heeft de uitvoeringsfase van een multidisciplinair project meer kans op slagen.

 

You dig

In de western ‘The Good, the Bad and the Ugly’ zoeken Clint Eastwood en Eli Wallach naar een gestolen kist goud, begraven op een soldatenkerkhof. In een van de laatste scènes van de film, houdt Eastwood Wallach onder schot en zegt: ‘You see, in this world there’s two kinds of people, my friend. Those with loaded guns. And those who dig. You dig’.

Deze klassieke scène uit de cinema is een mooi metafoor voor de hiërarchische structuur van vele overheidsdiensten en bedrijven. Enkele personen hebben de leiding, al de anderen voeren uit. Het bevel ‘you dig’, vind ik ook zo treffend omdat de ‘uitvoerders’ vaak enkel dieper graven binnen hun materie en binnen de afbakening van hun bevoegdheid. Hiërarchische organisatiestructuren maken het moeilijk om opzij te kijken en verbinding te maken met de ‘gravers’ in andere kokers. Ze zetten daarmee ook een rem op innovatie.

 

De (in)efficiëntie van hiërarchie

Uiteraard hebben hiërarchische organisaties hun bestaansreden en nut. Al vroeg in onze menselijke geschiedenis moest er iemand beslissen wanneer er genoeg vruchten waren verzameld en het tijd was om te jagen. Iemand had de taak om de opbrengsten van de jacht te verdelen, ook onder de zwakkeren in de groep. In moderne organisaties moet er iemand zijn die beslist waarvoor het budget zal ingezet worden en wat de taakverdeling onder het personeel is.

Hiërarchie heeft ook zijn nadelen. Historisch ging dat vaak over de verkwisting van middelen om in de wensen van de man aan de top te voorzien of voor het tevreden houden van zijn medestanders. In een moderne organisatie gaat het om hoge kosten aan overhead, langdurige en ingewikkelde overlegprocessen met andere diensten, rapporteringen en weinig innovatie.

 

De ‘Midnight ride’ van Paul Revere

In de nacht van 18 april 1775 vertrok de zilversmid Paul Revere uit Boston om in de omliggende dorpen het bericht te verspreiden dat het Britse leger op weg was om Samuel Adams en John Hancock, twee rebellenleiders van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog, te arresteren. Revere legde slechts 13 mijl in de omtrek van Boston af. Tegen 5 uur ‘s ochtends was zijn bericht nochtans van mond-tot-mond 40 mijl verderop verspreid. Revere slaagde daarin omdat hij een ‘verbinder’ en een ‘maven’ (iemand die steeds op de proppen komt met nieuwe informatie) was. Ondanks dat het Boston van de 18e eeuw een hiërarchisch sociale structuur had, slaagde hij erin als ‘simpele’ ambachtsman om in verschillende sociale, professionele en economische middens, connecties uit te bouwen en daaruit nuttige kennis en informatie te halen.

 

De kracht van losse banden

Het verhaal over Paul Revere illustreert de kracht van zogenaamde ‘losse banden’. Hechte linken zijn banden die we hebben met familie, vrienden of een community. Eigen aan zo een kerngroep is dat de leden ervan veel gelijkenissen vertonen. Op die manier is vernieuwing moeilijk. Losse banden, daarentegen, zijn interpersoonlijke relaties met personen van buiten de kerngroep via dewelke je nieuwe inzichten krijgt of aan nieuwe middelen geraakt. Zonder losse banden had Adam Smith geen investeerders voor wat de Industriële Revolutie zou worden, had de Reformatie de boekdrukkunst niet als propagandaplatform gehad of waren sociale media geen succes.

 

Starten met een achterstand

Overheidsdiensten en business units hebben vaak veel weg van netwerken van personen met veel (professionele) gelijkenissen. Men ziet het nut van overleg met andere diensten of met externe stakeholders wel in. Maar dat verloopt vaak op een formele manier. Inzichten en conclusies uit die meetings nemen vaak nog meer tijd om tot resultaat te komen omdat het beslissingsproces hiërarchisch is. In een tijd waarin maatschappelijke uitdagingen complex zijn en verscheidene stakeholders betrokken zijn, starten dergelijke organisaties steevast met een achterstand.

 

Geassimileerde makelaars en geïntegreerde non-conformisten

Bedrijven en overheidsdiensten moeten daarom meer losse banden zien te leggen en benutten. In een hiërarchische organisatiestructuur (en vooral mindset) is dat echter heel moeilijk. Een hiërarchie is immers een type netwerk waarbij de linken binnen en die met buiten de organisatie, geconcentreerd samenkomen bij een beperkt aantal hubs. Die hubs zijn de managers of leidinggevenden. Hoe hoger in de hiërarchie, hoe meer linken er bij een persoon samenkomen. De organisatie(structuur) moet daarom toelaten dat er meerdere hubs zijn. Dat zijn personen die losse banden hebben met andere diensten, maar ook met externe stakeholders.

Verbinden gaat natuurlijk over meer dan organisatiemodellen. Bedrijven en overheden geven best ook een rol aan de Paul Revere’s van vandaag. Investeer daarom niet alleen in werknemers waarmee je professioneel de meeste gelijkenissen vertoont. Geef ook vertrouwen en bewegingsruimte aan non-conformisten die ingebed zijn in je organisatiestructuur en interne of externe ‘makelaars’ die je organisatiecultuur kennen en de banden weten aan te halen met zowel andere diensten als externe stakeholders en burgers. Er zijn immers twee type personen op deze wereld: zij die graven en zij die verbinden.

Voor dit artikel haalde ik inspiratie uit ‘The Square and the Tower’ van Niall Ferguson en ‘The Tipping Point’ van Malcolm Gladwell.

Maken we samen de stad?

Andere artikels

Pin It on Pinterest