PODCAST: De rol en kracht van verbinders in stadsontwikkeling

PODCAST: De rol en kracht van verbinders in stadsontwikkeling

Wat en wie zijn ‘boundary’ spanners’ of ‘verbinders’? Welke rol spelen ze in samenwerkingen tussen organisaties of in de relatie tussen overheid en burgers? Welke meerwaarde voegen ze toe aan jouw organisatie, een partnerschap of jouw doelpubliek?

In deze aflevering van de ‘Urban Connectors Podcast’ gaat Karim in gesprek met Ingmar van Meerkerk, associate professor aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Een gesprek over waarom in deze tijd met complexe uitdagingen, verbinders meer dan ooit nodig zijn.

Ingmar en Karim hebben het onder meer over:

  • Wat zijn ‘boundary spanners’ / ‘verbinders’?
  • Wat is hun rol bij complexe stedelijke uitdagingen?
  • Voor welke meerwaarde zorgen verbinders?
  • Hoe kunnen overheden omgaan met complexe projecten met diverse stakeholders en een grote mate van onzekerheid

 

8 gedragsinzichten voor de transitie naar duurzaam wonen

8 gedragsinzichten voor de transitie naar duurzaam wonen

Staan we vandaag voor een ‘Tipping Point’ voor duurzaam wonen? De corona-crisis en torenhoge prijzen voor energie en bouwmaterialen hebben een aanzienlijke impact op de transitie naar duurzaam wonen. Vlamingen willen een hogere woonkwaliteit en meer energie-efficiëntie. Maar de betaalbaarheid daarvan komt in het gedrang. Dit artikel bundelt acht gedragsaanbevelingen voor overheden, real estate en ontwerpers om de woontransitie te doen slagen. Ze zijn gebaseerd op drie onderzoeken in opdracht van het Vlaams Planbureau voor Omgeving.

 

 

Vertrek van huidige successen

Ruimtelijke ontwerpers in Vlaanderen zijn voortrekkers in de transitie naar een bewuster ruimtegebruik. Ze trachten deze omschakeling te maken door een aanbod te voorzien van compact wonen in steden, kernen en aan mobiliteitsknooppunten. Vaak in opdracht van steden en gemeenten, en ondersteund door de Vlaamse Regering, bouwden ze de voorbije vijftien tot twintig jaar kwaliteitsvolle stads- en woonprojecten. Die projecten hebben vaak een mix van compact wonen, een fijne woonomgeving en nabijheid van voorzieningen gemeen. In het ‘Belevingsonderzoek compact wonen’ getuigden bewoners van dergelijke projecten en andere buurten in stads- of dorpskernen, over hoe fijn het is er te wonen.

De slagzin “Build and they will come” (vooral gebruikt door mobiliteitsexperts), illustreert de aanpak van ruimteprofessionals: voorzie een voldoende (aantrekkelijk) aanbod aan compact wonen en mensen zullen daar gebruik van maken. Het mogelijk maken om een bepaald gedrag te stellen of het laagdrempelig te maken, het enablen, is dan ook een cruciale gedragshefboom. De eerste aanbeveling is daarom ook ‘evident’: bouw verder op deze successen. Zet lokaal en regionaal deze successen ook in de kijker en bevestig bewoners van die projecten in hun woonkeuze.

 

 

Kijk door de bril van bewoners en verhuizers

Hoewel er meer en meer kwalitatieve woonprojecten worden gebouwd, komen ze nog niet altijd tegemoet aan de diversiteit aan woonwensen van Vlamingen. Willen overheden, projectontwikkelaars en ontwerpers meer mensen overtuigen om te kiezen voor compacte en goed gelegen woningen, dan is het belangrijk dat beleid en aanbod zijn gestoeld op het begrijpen van wat mensen ‘drijft’ in hun woonkeuze. In het ‘Belevingsonderzoek naar beïnvloeders bij woonveranderingen en niet-veranderingen’ wordt dat helder gemaakt a.d.h.v. vijf levensopgaves. Een levensopgave is een leidmotief die de motivatie voor een woonkeuze verklaart. M.a.w.: de woning en woonomgeving als facilitator van het leven dat iemand wil leiden.

De vijf levensopgaves zijn:

  • Op zoek naar zelfstandigheid. Deze levensopgave kan bijvoorbeeld gelden voor jongvolwassenen die op eigen benen willen staan. Maar dit ‘leidmotief’ is ook toepasbaar op alleenwoners die hun leven (opnieuw) onafhankelijk willen/moeten inrichten.
  • Op zoek naar ruimte voor kinderen. Toekomstige gezinnen, gezinnen met kinderen, nieuw-samengestelde gezinnen en eenoudergezinnen maken keuzes in functie van het opvoeden van hun (klein)kinderen.
  • Op zoek naar gemeenschap en vrije tijd. Medioren, jonggepensioneerden, koppels zonder kinderen (of van wie de kinderen het huis uit zijn) en alleenwoners genieten van hun (toegenomen) vrije tijd en brengen die door met vrienden of besteden die aan bv. cultuur.
  • Op zoek naar veiligheid, zorg en toegankelijkheid. In deze levensopgave gaat het over senioren met een zorgbehoefte, mensen met een fysieke/mentale beperking, mantelzorgers, enzovoort. Ze zoeken naar (intergenerationele) zorg en assistentie die hen toelaat zoveel mogelijk zelfstandig hun leven te leiden (bv. kangoeroewonen).
  • Op zoek naar een betere/veilige toekomst. Dit is voornamelijk een levensopgave voor vluchtelingen en gezinnen in armoede. Overleven en het vinden van stabiliteit zijn hun eerste prioriteit en een dagelijkse realiteit.

 

Maak van compact wonen een gemakkelijke keuze

De motivatie van een huishouden voor een bepaalde woonwens, betekent echter nog niet dat dat huishouden in staat is die wens (helemaal) te vervullen. Iemands woongedrag, is het resultaat van een afweging tussen ‘motivation’ (de woonwens) en ‘ability’ (vooral bepaald door iemands vermogen en aanbod). We gaven al aan dat het voorzien van een aantrekkelijk aanbod aan (compact) wonen een belangrijke ‘enabler’ is. Maar dat geldt nog meer voor iemands vermogen. Hoe groter het vermogen van een huishouden, hoe hoger de kans dat het ook zijn woonwens kan vervullen. Sommige huishoudens hebben echter nauwelijks keuze.

Veel huishoudens zitten tussen die twee uitersten. Ze hebben verschillende dingen af te wegen. Of anders gezegd: hun ‘ability’ laat niet toe om alle woonvoorkeuren te realiseren. Dat zien we bv. bij jonge ouders. Sommigen willen graag nog in de stad blijven wonen. Maar de nood aan meer ruimte in combinatie met betaalbaarheid en aanbod, maakt dat niet evident. Het ene gezin kiest daarom om toch in de stad te blijven wonen waarbij in de afweging nabijheid van voorzieningen belangrijker wordt bevonden dan meer ruimte. Een tweede gezin kiest dan misschien om de stad te verlaten omdat het enkel daar een woning met voldoende ruimte heeft gevonden en neemt het heen en weer rijden naar school en vrije tijd voor de kinderen er dan maar bij.

De Vlaamse en federale overheden kunnen dit afwegings- en keuzeproces beïnvloeden ten voordele van compact wonen door juridische, financiële en fiscale drempels te verlagen. Deze aanbeveling wordt best uitgewerkt door juridische en financiële experts. De drie belevings- en gedragsstudies wijzen alvast op verschillende drempels: ingewikkelde regelgeving voor alternatieve woonvormen (zoals kangoeroewonen), fiscale maatregelen die bepaalde huishoudens benadelen, registratierechten die de doorstroom op de woningmarkt belemmeren, woningen als beleggingsproduct en een ingewikkeld subsidiebeleid (bv. voor zonnepanelen), enzovoort.

 

 

Nabijheid en duurzame mobiliteit: kip of het ei?

Nabijheid van voorzieningen is een belangrijke, kwalitatieve eigenschap van compacte buurten. Ruimteprofessionals en mobiliteitsexperten maken daarom de redenering dat het creëren van meer van die buurten, meer mensen aanzet tot compact wonen en duurzaam verplaatsen. De ‘Gedragsstudie: Nabijheid van voorzieningen versus verplaatsingsgedrag en woonplaatskeuze’ toont aan dat oorzaak en gevolg ook omgekeerd kunnen zijn. Mensen die zich graag te voet of met de fiets verplaatsen, zijn bv. net daarom geneigd om in een compacte wijk te gaan wonen. Voor personen die meer aangewezen zijn op de auto, er gemakkelijk toegang toe hebben (bv. d.m.v. een salariswagen) of simpelweg zich graag met de wagen verplaatsen, is zo een wijk dan minder aantrekkelijk.

 

 

Woonvraagstuk gaat hand in hand met andere transities

Compact wonen in kernen aantrekkelijker maken, gaat hand in hand met het aanpakken van andere maatschappelijke opgaven. De ‘Gedragsstudie: Nabijheid van voorzieningen versus verplaatsingsgedrag en woonplaatskeuze’ illustreert de verwevenheid met de transitie naar een duurzame mobiliteit. De woonwensen van verschillende huishoudens en demografische groepen, tonen ook de linken met het klimaatvraagstuk, gezondheid, sociale cohesie en de betaalbaarheid van de zorg. Op zich is dat ook logisch: ouders laten hun kinderen het liefst opgroeien in een gezonde en veilige omgeving, sommige mensen willen graag wonen op een plek waar er vanalles te beleven of ontdekken valt, als oudere wil je graag ergens wonen waar je nog je eigen boontjes kan doppen, … Geef compact wonen die kwaliteiten, en we staan al een eind verder met onze transitie.

 

 

Gebruik een roadmap naar de toekomst

De verwevenheid met andere maatschappelijke uitdagingen, toont aan dat we als samenleving voor een systeemverandering staan. Dat vraagt om een langetermijnaanpak. Het is belangrijk dat overheden daarvoor een roadmap uitwerken. Zo een roadmap bestaat uit verschillende stappen die op elkaar verder bouwen. Die stappen vormen de concrete uitvoering van de Strategische Visie voor het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. De Strategische Visie voor het BRV is hierbij de ‘missie’ en ‘visie’ voor de Roadmap. Bij de Roadmap hoort ook een ‘motivatieplan’. Dat motivatieplan geeft bij elke stap aan welke communicatie-acties nodig zijn om belanghebbenden, ‘influencers’ en bevolking te informeren en motiveren. Niet alleen de Vlaamse overheid, maar ook lokale besturen of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (zoals bv. ‘Regionet Leuven’), is het hanteren van een roadmap met een motivatieplan nuttig.

In het ‘Belevingsonderzoek naar beïnvloeders bij woonveranderingen en niet-veranderingen’ geven we zowel een aanzet tot een roadmap voor de Vlaamse overheid als een voor steden, gemeenten en lokale samenwerkingsverbanden.

 

 

De ‘boomer’ als katalysator?

Transitie vraagt tijd. Alles tegelijk omgooien is niet altijd makkelijk of verstandig. We zetten ons soms het best aan een complexe uitdaging door te beginnen met een knoop te ontwarren. Met het ‘Belevingsonderzoek naar beïnvloeders bij woonveranderingen en niet-veranderingen’ identificeren we de ‘boomer’-generatie als een belangrijke hefboom tot de woontransitie.

In de woonliteratuur wordt een deel van deze generatie gelabeld als de ‘slimfit’-huishoudens. Dat zijn medioren en jonggepensioneerden die op moment van hun pensioen of wanneer de kinderen het huis uit zijn, de gezinswoning verlaten voor een stek in de stad of dorpskern. Dat biedt een jong gezin met kinderen de kans om van de voormalige woning hun nest te maken.

De ruimtebesparing is evident. Voor de woonkeuze van het jonge gezin hoeft geen extra ruimte te worden aangesneden. En in de jonge gezinnen die komen te wonen in een compacte woning en/of in een kern, doen vele kinderen een positieve woonervaring op wat betreft compact wonen.

De tendens van ‘Slimfit’-huishoudens verder stimuleren, zou een belangrijke hefboom voor het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen kunnen zijn. Wel is nog verder onderzoek en experiment nodig. Het vraagstuk is immers wat complexer dan een veredelde huizenruil. Voor vele medioren en jonggepensioneerden liggen nog de kwestie van betaalbaarheid en emotionele en sociale barrières op de weg. Niettemin kunnen we wel veel leren van de ‘Slimfit’-huishoudens van vandaag. Ze anticiperen op hun toekomstige noden en behoefte als minder mobiele senior en daardoor gaan ze heel bewust en proactief om met hun woonkeuze en zijn daar ook heel tevreden over. Ook hier kunnen we dus bouwen op wat goed gaat.

 

 

Benut de crisis

De drie belevings- en gedragsonderzoeken die we hebben uitgevoerd i.o.v. het Vlaams Planbureau voor Omgeving, gingen door in de periode van 2019 tot 2022. Door de coronacrisis was een deel daarvan een turbulente periode. We waren getuige van hoe de tijdsgeest kan veranderen. De coronacrisis heeft een grote impact gehad op hoe we de afgelopen twee jaar hebben geleefd en heeft onze perceptie over wonen bijgeschaafd. Gezinnen die reeds compact woonden verlangden vaak naar meer ruimte, een extra kamer en liefst ook een buitenruimte of terras. Ook de wensen over de woonomgeving zijn duidelijker gekanteld naar meer kwalitatieve publieke ruimte en natuur.

Het is moeilijk te voorspellen in hoeverre deze veranderingen structureel zullen zijn. Bovenop deze crisis zijn er nog andere crisissen die spelen, zoals de wooncrisis. Aantrekkelijke centrumsteden en hun randgemeenten, zijn steeds minder betaalbaar voor onder meer jonge gezinnen. De beïnvloeder ‘ability’ lijkt zo steeds meer aan belang te winnen.

Daarnaast is er de energiecrisis die Vlamingen confronteert met torenhoge energiefacturen. De impact zal zich voornamelijk laten gelden bij zij die groot wonen, in vrijstaande en slecht geïsoleerde woningen. Hier bovenop bracht de coronacrisis en energiecrisis ook nog grote bouwmatrialenkorten teweeg die prijzen voor voornamelijk isolatiemateriaal en hout de hoogte in stuwden.

Wat we nu zien is dat duurzaam bouwen en wonen financieel rendeert. Maar duurzame keuzes zijn duur. Compact wonen en duurzaam leven wordt zo enkel mogelijk voor de ‘happy few’. Nochtans hebben we iedereen in onze samenleving nodig om tot een succesvolle transitie te komen.

Maar crisissen bieden ook kansen. We staan vandaag voor een kantelmoment (tipping point) voor hoe we morgen gaan wonen en ons verplaatsen. We zien alvast bij burgers de motivatie om duurzame keuzes te maken. De bal ligt nu in het kamp van de Vlaamse en federale overheid om, ook in tijden van crisissen, de ability van hun burgers te versterken. In dit scharniermoment zijn zij onze belangrijkste ‘beïnvloeders van wonen’.

 

Over de 3 belevings- en gedragsonderzoeken:

Het Vlaams Planbureau voor Omgeving liet in de periode tussen 2019 en 2022 drie belevings- en gedragsonderzoeken over wonen uitvoeren. Dat zijn:

Heb je een vraag over gedragsverandering?

Andere artikels

‘We hebben jullie nodig’

‘We hebben jullie nodig’

Eind september ontmoette ZM Koning Filip de laureaten van het IDCity-project. IDCity is een initiatief van de Koning Boudewijnstichting dat jonge sociale ondernemers uit verschillende steden de kans biedt om een project te realiseren dat bijdraagt aan het...

Lees meer
De ‘Blackadder’-valkuil: kloof tussen visie en actie

De ‘Blackadder’-valkuil: kloof tussen visie en actie

Elke bestuursperiode zie je overheden prachtige visienota’s, masterplannen en klimaatambities uitwerken. Ik denk dan steeds dat de duurzame stad nu toch wel heel dichtbij is. Maar in de praktijk is dat niet altijd het geval. Waarom wordt het ene plan werkelijkheid, terwijl het andere maar deels wordt uitgevoerd of zelfs helemaal in de kast verdwijnt? Wel, vaak omdat men niet weet hoe eraan te beginnen. De oplossing wordt dan soms, tevergeefs, gezocht in een nieuwe visie. Nochtans ligt die oplossing binnen handbereik: vraag het aan hen die het moeten uitvoeren.

 

A cunning plan

‘I have a cunning plan’ is een van de meest iconische uitspraken uit het Britse Comedy-repertoire. In de loop van de vier seizoenen van Blackadder, die zich in verschillende periodes in de geschiedenis afspelen, is er altijd wel een personage dat een heel geslepen plan heeft. Alleen is de aanpak nooit doordacht. Pijnlijk is vooral het plan van WOI-generaal Melchett (gespeeld door Stephen Fry) om telkens weer dezelfde aanval vanuit de loopgraven in te zetten. Ook al is datzelfde plan de vorige zeventien keer mislukt en zorgt het voor gedemoraliseerde soldaten.

 

Visienota’s houden niet voldoende rekening met onze complexe maatschappij

Versta me niet verkeerd: in tegenstelling tot de ‘Blackadder’-personages, hebben bestuurders en ambtenaren bij onze (lokale) overheden heel wat in hun mars. We mogen best fier zijn op hun expertise. Maar visienota’s botsen toch vaak op de complexiteit van onze samenleving. Ze schetsen ons een ideaal scenario in de toekomst waar iedereen beter van moet worden. Maar toch is er die ‘Blackadder’-valkuil: de uitvoering is niet bij elk plan doordacht. In vaktermen heet dat de ‘Policy Implementation Gap’: hoe we er allemaal samen moeten geraken, wordt over het hoofd gezien. Alsof we op zee gaan zonder navigatie-instrumenten. Frustrerend om zo die mooie ambities teruggeschroefd te zien worden.

 

Gent en Garde: innovatief project op vlak van beleidsparticipatie

Gent en Garde, het voedselbeleid van de Stad Gent, toont hoe een sterke visie doordacht kan worden gerealiseerd door oog te hebben voor de uitvoering en draagvlak. Cruciaal daarin is de Voedselraad. De Voedselraad bestaat uit vertegenwoordigers van een dertigtal organisaties die streven naar een ecologisch, sociaal en ruimtelijk duurzaam voedselbeleid: landbouwverenigingen, ondernemers, horeca, sociale organisaties, … Ondanks zijn diverse samenstelling en de verschillende interesses, belangen en doelstellingen van de leden, slagen die erin om goed samen te werken. Zeker ook met het stadsbestuur.

Want daar gaat het over: samen werken. De Voedselraad is geen klassiek adviesorgaan dat zich vanuit een soort antagonisme verhoudt tot Stad Gent. Uiteraard vraagt dat om een flexibele aanpak. In onze* begeleiding van de Voedselraad hebben we oog voor ieders input en gedragenheid van de beslissingen. Maar daarnaast voorzien we ook Design Sprints en coaching van werkgroepen. Zo kunnen de leden van de Voedselraad (inclusief Stad Gent) projecten uitrollen die de gemeenschappelijke visie achter Gent en Garde werkelijkheid doet worden. Een fluïde vorm van governance, als het ware.

 

Governance kan niet meer zonder cocreatie

Want besturen gaat niet alleen over mooie strategieën uitschrijven. Het gaat eerder over hoe er tactisch mee aan de slag te gaan. Dat is met ‘trial and error’. Maar de eerste stap moet evident zijn: laten we de tactiek samen uitwerken met de belanghebbenden. Dus met degenen die de plannen moeten uitvoeren en degenen die er impact van ondervinden in hun werking of leven. Als overheidsmedewerker zijn jouw belanghebbenden jouw collega’s uit andere departementen, middenveldorganisaties, ondernemers en inwoners. Kortom: goed bestuur gebeurt in cocreatie.

* Ik doe de procesbegeleiding van de Gentse Voedselraad samen met Ruben Loodts van Otherwhere.

Zoek je begeleiding om met je doelpubliek aan de slag te gaan?

Andere artikels

Geen Resultaten Gevonden

De pagina die u zocht kon niet gevonden worden. Probeer uw zoekopdracht te verfijnen of gebruik de bovenstaande navigatie om deze post te vinden.

Een belevingsonderzoek naar compact wonen in Vlaanderen

Een belevingsonderzoek naar compact wonen in Vlaanderen

Waarom kiezen mensen voor een compacte woning? Hoe ervaren ze hun woonsituatie? Endeavour, Urban Connector en Fran Bambust zochten dit uit in het ‘Belevingsonderzoek compact wonen’ i.o.v. het Vlaams Planbureau voor Omgeving. Met het onderzoek bieden we inzichten in hoe woonkeuzes te beïnvloeden en hoe gedragsinzichten kunnen worden gebruikt bij de uitrol van de strategische visie bij het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen.

 

Soccerdad

Sinds vorige zomer ben ik een ‘soccerdad’. Zoonlief heeft ons zover weten te krijgen om hem in te schrijven bij een voetbalclub. Toch werd ik in ‘no time’ de meest fervente supporter van zijn ploeg. Ik keek uit naar de wedstrijden op zaterdag en, nu de competitie stil ligt, mis ik ze sterk. Maar om eerlijk te zijn, keek ik er ook naar uit om het fascinerende Vlaamse landschap en de cultuur van het amateurjeugdvoetbal te observeren.

Ik maakte weliswaar meer gebruik van de auto, maar ik kwam in dorpen, parochies en gehuchten waar ik nooit eerder van gehoord had. Ik reed langs grijze steenwegen met kleine huizen, kronkelende straten met fermettes, villa’s, kubussen, rijen garagepoorten, torentjes, nette hagen, een paard dat in de wei staat te sjieken op wat gras, pittoreske dorpskernen… En plots is daar een voetbalveld met een rechthoekige kantine en, ofwel een perfect geasfalteerde parking ofwel een parking dat leek op het maanoppervlak. En die parking stond altijd vol. Op zaterdag om 9u! En in een omtrek van 10 km waren er dan wellicht nog drie van dergelijke hotspots waar het even druk was.

Vaak is dat voor vele gezinnen nog maar de eerste activiteit van een propvolle dag. Daarna volgt nog notenleer, ponykamp, activiteiten in de bib, boodschappen doen, een verjaardagsfeestje, …

 

Minder ruimtebeslag

Wanneer ik in de toekomst voor mijn kleinzoon of -dochter sta te supporteren, zal dit alles echter duurzaam en ruimte-efficiënt georganiseerd zijn. Dat is wat het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) alvast vooropstelt. We willen in 2040 immers niet meer (verharde) ruimte verbruiken dan vandaag, ook al zijn er in Vlaanderen dan naar schatting 400.000 huishoudens meer. We gaan dus gemiddeld minder (verharde) ruimte hebben om te ondernemen, voor onze vrije tijd, om ons te verplaatsen en natuurlijk ook om te wonen. ‘Minder ruimtebeslag’ heet dat.

 

Wonen bekeken door de bril van gedragsverandering

Planners, stedenbouwkundigen en architecten benadrukken al geruime tijd het belang van ruimte-efficiëntie. Het antwoord daarop in het publieke debat is deels positief, deels negatief met standpunten die lijken ingegeven door de vrees voor verlies van waarde, vrijheid en eigenheid.

Toch zijn er vandaag al heel wat mensen die in een appartement of rijhuis wonen en (heel) tevreden zijn met die keuze. Wat kunnen we van hun keuze en hun woonervaring leren om het publieke debat te voeden en om andere mensen te helpen bij hun woonkeuze?

Endeavour, Fran Bambust en Urban Connector deden daarover een jaar lang onderzoek. Er bestaat al veel literatuur over woonkeuzes en verblijfmotieven van Vlamingen, maar gedragsinzichten komen daar niet in aan bod. Fran Bambust en ik herinterpreteerden daarom bestaand onderzoek aan de hand van het 7E-model voor gedragsverandering en vulden dit aan met bijkomende inzichten uit de gedragswetenschap. Endeavour onderzocht de beleving van compact wonen. Ze deden dat in de vorm van workshops in verschillende omgevingen (zoals de stad, een kleine stad en een kleine gemeente) en met mensen die behoren tot verschillende demografische segmenten.

 

Waarden bepalen woonkeuze

Het gebruik van het 7E-model voor dit onderzoek, maakte meteen duidelijk dat onze woonkeuze complex is. Maar vier elementen wegen toch meer door dan andere.

Allereerst moeten we in staat zijn om de keuze te maken voor een compacte woning. M.a.w.: er moet voldoende aanbod zijn en die moet betaalbaar zijn. Er is vandaag in Vlaanderen een hoog aanbod aan (half)open bebouwingen. Ondertussen verrijzen er weliswaar meer en meer appartementen in steden en zelfs kleine gemeenten. Maar de (gegeerde) rijwoning wordt een schaarse (en dus duurdere) optie.

Daarnaast komen de woning en woonomgeving liefst tegemoet aan onze intrinsieke motivatie. Dat gaat enerzijds over de praktische eigenschappen van die woning (bv. grootte, stallingsruimte, parkeren aan of in de buurt van de woning, …) en de woonomgeving (nabijheid van voorzieningen, groen in de buurt, …). Anderzijds gaat dit ook over waarden zoals ‘veiligheid’, ‘traditie’, ‘verdienste’ of ‘stimulans’. Die waarden zijn universeel. Gedragsbeïnvloeding is echter wel lastig omdat ieder van ons die waarden op een andere manier invult.

Maar ook onze sociale omgeving beïnvloedt onze woonkeuze. Vaak zo sterk, dat we ons de waarden van familie of peers gaan eigen maken. Omdat je je identificeert met een bepaalde groep, kies je bv. om in de grootstad te wonen of net in een buitenwijk.

Het vierde element dat we als cruciaal aanhaalden, is ‘beleving’. De beleving van compact wonen is een indicator of iemand dat in de toekomst opnieuw wil doen. Wie een positieve ervaring heeft, is meer geneigd dat opnieuw te doen.

 

Drie handvatten voor gedragsverandering naar compact wonen

Op basis van ons onderzoek, geven we de Vlaamse overheid, lokale besturen en ‘ruimteprofessionals’ drie handvatten om gedragsinzichten in te zetten bij compact wonen.

De eerste is dat het mogelijk is om iemands woonkeuze te beïnvloeden door het gebruik van verhalen en framing. Je kan namelijk (via ‘frame bridging’) de eigenschappen van compact wonen linken met de waarden van je toehoorder.

Maar uit ons onderzoek besluiten we dat het te vroeg is om dat nu te doen. Framing moet immers authentiek zijn. Mensen moet kunnen ervaren (beleven) wat je in je framing vertelt. Vandaag is er in Vlaanderen onvoldoende aanbod aan (kwalitatief) compact wonen om succesvol framing te gebruiken als instrument.

Willen we dat in 2040 het merendeel van de Vlamingen compact woont, dan zullen we wellicht die gedragsverandering dus niet realiseren als we bewoners proberen te verleiden met enkel verhalen of sensibilisering. Gedragsverandering kan ook aanbodgestuurd zijn doordat compact wonen de norm wordt. De ruimtelijke switch die het BRV beoogt, kan daarvoor zorgen. Maar dat is voor Vlaanderen niet alleen een grote ruimtelijke omslag, het is ook een maatschappelijke omwenteling. Zo een omwenteling gaat traag, ook omdat nog niet iedereen in onze samenleving de noodzaak ervan inziet of te grote angst heeft voor verlies.

Het tweede handvat dat we bieden, is daarom dat de uitrol van het BRV best gepaard gaat met een motivatieplan dat is gestoeld op gedragsinzichten. Je kan dat vergelijken met gedragspsychologen die pleiten voor het gebruik van gedragsinzichten bij het exitplan uit de Corona-lockdown.

Het derde handvat is dat het aanbod aan compact wonen ook steeds kwalitatief moet zijn. Daarmee bedoelen we dat het tegemoet komt aan de intrinsieke motivatie van bewoners. Hoe dat er kan uitzien, beschrijven we in ons eindrapport aan de hand van drie (proto)type wijken:

  • de bereikbare en voorzienende buurt: voorzieningen zijn dichtbij en we kunnen ze op een veilige en aangename manier te voet of met de fiets bereiken.
  • de duurzame en verbonden buurt: onze woningen zijn compact en daarmee energie-efficiënt en duurzamer. We leven daardoor ook economischer door minder te verbruiken en bv. meer te delen met onze buren. Met onze buren hebben we ook een betere band omdat we gebruik maken van meer kwalitatieve publieke ruimte in de wijk.
  • de zorgzame en veilige buurt: de verbondenheid in de wijk zorgt voor meer sociale controle en dat biedt voor kinderen en ouderen meer (een gevoel) van veiligheid. Mensen zorgen er meer voor elkaar en professionele zorg is efficiënter te organiseren.

 

‘Heb ik je al eens verteld …?’

Wanneer ik in 2050 met mijn kleinkind naar de voetbalwedstrijd ga, zal hopelijk mijn verplaatsingsgedrag duurzaam zijn. Misschien gaan we met een lightrail naar het centrum van een naburige gemeente en is het maar kort wandelen of fietsen naar de kantine die is gebouwd volgens de laatste circulaire inzichten. Of misschien gaan we met een van onze ‘buurtauto’s’. Wanneer we dan langs kronkelende straten, kleine bossen en groene velden rijden, vraag ik: ‘Heb ik je al verteld dat, toen je papa voetbal speelde, het hier allemaal volgebouwd stond?’. ‘Nee, opa, niet opnieuw!’

 

Meer info? Download de studie via de website van het Departement Ruimte.

Wil je aan de slag met gedragsinzichten?

Andere artikels

‘We hebben jullie nodig’

‘We hebben jullie nodig’

Eind september ontmoette ZM Koning Filip de laureaten van het IDCity-project. IDCity is een initiatief van de Koning Boudewijnstichting dat jonge sociale ondernemers uit verschillende steden de kans biedt om een project te realiseren dat bijdraagt aan het...

Lees meer
Turijn: industrieel erfgoed en innovatie

Turijn: industrieel erfgoed en innovatie

“Wanneer je nog eens in Turijn bent, gaan we samen naar een wedstrijd van Juventus”. Na een blik op zowel de weersverwachtingen als de voetbalkalender, antwoordde ik: “Allora, wat denk je van april?”

 

Passie voor de Oude Dame

Marco was mijn contactpersoon bij de Stad Turijn voor een artikel dat ik aan het schrijven was over het Continassa-project, een projectontwikkeling van de voetbalclub Juventus. Toen we van elkaar ontdekten dat we niet alleen een passie voor de stad deelden, maar ook voor de Oude Dame van het Italiaanse voetbal, was onze verbroedering helemaal een feit. Op zijn uitnodiging ingaan, was dan ook een ‘no brainer’: ik zou niet alleen enkele van mijn voetbalhelden in levende lijve te zien krijgen, maar zou dankzij Marco ook enkele architecturale en stedenbouwkundige pareltjes leren kennen. In dit artikel deel ik graag met jou enkele plekken, oud en nieuw, die Turijn bijzonder maken.

 

Parco Dora: stedelijkheid in een beeld

Als ik mijn kijk op stadsontwikkeling zou moeten toelichten aan de hand van een enkel beeld, dan zou ik dit beeld van Parco Dora tonen. Parco Dora roept bij mij associaties op als: ‘groen in de stad’, ‘ontmoeting in de buurt’, ‘stilte in de drukke stad’, ‘industrieel erfgoed’, ‘esthetiek’ en ‘de rauwe, maar maakbare stad’. Deze ontwikkeling die onder meer de International Architecture Award heeft gewonnen, is een landschapspark op de plek waar tot in de jaren 1980 een staalfabriek actief was. Het is de ontmoetings- en ontspanningsruimte voor de bewoners van enkele woonblokken rondom het park.

 

 

La Spina: de ruggengraat van Turijn

Turijn is ook wel gekend als de stad van FIAT. Aan de rand van het centrum waren er verschillende fabrieken actief in de auto-industrie. De belevering van die fabrieken gebeurde onder meer via een spoorweg die van noord naar zuid door Turijn liep, maar daarmee ook de stad in twee splitste. Vanaf 1995 is begonnen aan La Spina (Italiaans voor ‘ruggengraat’), een ruimtelijk ontwikkelingsproject dat het aangezicht van Turijn heeft getransformeerd. De spoorweg is ondertussen ondergronds. Bovengronds is een nieuwe multimodale vervoersas met ruimte voor auto’s, de tram, fiets- en voetpaden en parkjes waar de Torinese elkaar ontmoeten. Waar vroeger immense fabrieken stonden, verrezen de voorbije twintig jaar nieuwe woonprojecten en groenruimtes zoals Parco Dora.

 

Urban Treehouse Turin by Luciano Pia

Een boomhut in de stad

Niet ver van Parco Dora is er een ander architecturaal pareltje: de Urban Treehouse, ontworpen door Luciano Pia. Het is een grillig ontworpen woonblok dat 63 appartementen en 150 bomen telt. Elk appartement heeft een terras. Het gebouw heeft ook een groendak. Volgens de architect zou de woning elk uur 150.000 liter zuurstof produceren en elke nacht 200.000 liter kooldioxide opnemen.

 

Lingotto: rondjes rijden op het dak

De Lingotto is nog zo een voorbeeld van de herbestemming van een oude fabriek. Het gebouw stamt uit 1923 en deed tot 1984 dienst als FIAT-fabriek. De wagens werden op vijf verdiepingen geassembleerd en kregen daarna een proefritje op het circuit op het dak. Eind jaren ‘80 kreeg het gracieuze gebouw dat zelfs Le Corbussier met verstomming sloeg, een nieuwe bestemming. Het huisvest sindsdien winkels, bioscopen, restaurants en een vestiging van de polytechnische hogeschool van Turijn.

 

La Mole Antonelliana: Turijns landmark

TurijnLa Mole Antonelliana is met zijn hoogte van 167 meter de landmark van Turijn en vernoemd naar de architect ervan, Alessandro Antonelli. De bouw begon in 1863. Oorspronkelijk was het bedoeld als een synagoge, maar de plannen van Antonelli liepen te duur uit voor de Joodse gemeenschap. Het gebouw werd later toch nog gerealiseerd ter ere van koning Victor Emanuel II. Vandaag is er het Italiaanse Nationale Museum van de Cinema ondergebracht. En dat is een ab-so-lu-te aanrader. Je kan er meespelen in de Matrix, verdwalen in decors van verschillende cinema-genres zoals Cartoons of Westerns en je vergapen aan filmmemorabilia zoals een schoen van Marilyn Monroe, het script van The Godfather II en kostuums uit Lord of the Rings.

 

De warmste hoek van het Juventus Stadium

Het Juventus Stadium (ik vertik het van het ‘Allianz Stadium’ te noemen) opende in september 2011. Met zijn compactheid en energetische duurzaamheid (elektriciteit wordt opgewekt via zonnepanelen, verwarming gebeurt via district heating en regenwater wordt gerecupereerd) staat het in schril contrast met de andere, voornamelijk aftandse stadions in de Laars. Zijn vormgeving maakt dat Turijn een tweede landmark heeft.

Het was uiteindelijk eind september toen we live een wedstrijd konden meepikken. Juventus 2 – Sevilla 0. Marco had enkele tickets weten te bemachtigen in de Curva Sud: “de warmste hoek van het stadion”, zoals de gids van het stadion het die ochtend beschreef. Alleszins de meest sfeervolle, met Ultra’s die onze ploeg aanvuurden en de tegenstanders intimideerden. Al was dat niet meer nodig nadat Thunderstruck van AC/DC door het stadion galmde van zodra Buffon, Chiellini, Pogba, Dybala en co. zich onder luid applaus van de thuissupporters opwarmden. Alle bijzondere eigenschappen van het stadion ten spijt, ging het voor mij vanaf dat moment enkel over het meest wezenlijke aspect van een gebouw, stad of het leven zelf: beleving. En ik kan je vertellen: met 40.000 anderen ‘Juve, storia di un’ grande amore’ zingen, is een echt kippenvelmoment!

Maken we samen de stad?

Andere artikels

Pin It on Pinterest